Aantekeningen |
- Jaap is een zoon uit het 2e huwelijk van Krijn Voorn (ook wel Krijn de kikker en later eenduim genoemd) en Oetje van Voorst. Uit dit huwelijk had Jaap 2 zusters n.l. Teuntje en Oetje. Uit het eerste huwelijk waren nog 4 halfbroers(de 5e zoon Gijs
overleed toen hij 1 was) en 3 halfzusters.
Jacob(Jaap) werd geboren aan de Kortenhoefse dijk nr..... Dit huisje stond ook enige tijd bekend als het "antiek boerderijtje". Tegenwoordig is het originele pand overschaduwd door de latere aanbouw.
Jaap zijn vader was, net als zijn grootvader Gerret, beroepsvisser/jager. Tevens hield hij, in een aan het huis gebouwde stal, wat dieren zoalsenkele koeien en wat varkens.
Lang heeft Jaap echter van dit mooie huisje, met de grote moestuin en boomgaard, niet kunnen genieten. Toen hij omstreeks zeven jaar oud was werdhet huis verkocht en moesten ze dit verlaten. Wel werd het huis nog aan zijn vader te koop aangeboden voor
? 2000,- maar dit bedrag was te hoog voor de armlastige familie.
Ze kregen ter vervanging een woning aangeboden tegenover hun huis. Dit was een middenwoning uit een rijtje van drie tussen de boerderijen van Dirk Zijderveld(links) en Jan Blom. Dit waren zgn armenhuisjes van de kerk. Ook Rijk Hagen (de melkboer)
woonde in dit rijtje. De huisjes bestonden slecht uit een kamer benedenen een zolder. Er zat geen bekapping op het huis zodat de op zolder tegen de onderkant van de dakpannen aankeek. De zolder van de buren werden afgescheiden door een zachtboard
wand. Dat was kou lijden
's-winters.
Het verhuizen naar hun "nieuwe" huis ging echter niet zonder slag of stoot zoals de volgende anekdote verhaalt.
De dag dat Jaap met zijn ouders en zusters zou verhuizen brak aan. Die morgen kwam er een paard en wagen de dijk op rijden een zgn "brik" en stopte voor hun toekomstige huis. Er stapte een man van de bok, bond de wagen vast en begon huisraad uit te
laden waarna hij dit vervolgens in het kleine voortuintje zette. Jaap, die dit alles had gadegeslagen, rende naar zijn ouders om hun dit nieuws mede te delen.
Intussen had de man ook een canap? in de voortuin gezet waar hij wat beddegoed op gooide en vervolgens een zeiltje over spande. Jaap zijn vader zag dit korte tijd aan en zei:" Ik zal er maar wat heen dragen" Hij ging naar het huis terug haalde een
kachel die hij van het erf af over de draai naar de overkant sleepte. Hij pakte zijn sleutel om de voordeur open te doen.
"Wat moet je hier?" zei de vader van Jaap tegen de man.
"Nou" antwoordde de man (later hoorde Jaap dat hij Raar Voorhaar heette)"ik ga dit huis in.
"Dat kan niet want dit huis is aan mij toegewezen en ik heb de sleutel" zei Jaap z'n vader.
"Niets mee te maken " zei de man" ik moet ook mijn huis uit en dit huis staat leeg dus ik ga hier in.
Jaap z'n vader zei niets meer maar pakte de kachel op en ging er mee hethuis binnen. Demonstratief haalde de man ook een kachel uit de huisraaden ging er achter aan.
Toen werd Jaap z'n vader pas echt kwaad en riep "d'r uit!" en pakte de kachel van de man op en zette deze weer buiten de deur. Op zijn beurt pakte de man de kachel van Jaap z'n vader op en zette deze ook weer buiten.
Vervolgens pakte Jaap z'n vader zonder boe of bah de man op en zette hembuiten het erf op straat. Daar viel de man (of liet zich vallen) en bewoog zich niet meer en reageerde nergens meer op.
De gebeurtenis was in die tussentijd als een lopend vuurtje door het dorp gegaan. Tot zelfs vanuit de kerkebuurt stroomde de mensen toe. Zeker 100 mannen, vrouwen en kinderen hadden zich voor het huis verzameld. Het was een hele rel geworden waar het
hele dorp naar toe stroomde. Zo arriveerde ook achtereenvolgens de politie, in de persoon van van Heumen, burgemeester Warmolts, de dominee en dokter Burk die de man onderzocht.
Deze constateerde dat de man nog wel leefde maar dat hij nog steeds nergens op reageerde.
Toen kwam Jaap van Heumen(zoon van de politieman) op het idee om de man met een stopnaald in z'n billen te steken. Maar, of de man was een geboren toneelspeler, of echt onder zeil maar reageren deed hij niet. De man kon natuurlijk niet op straat
blijven liggen en daarom stelde Jan Blom voor om hem op de canap? te leggen en naar de deel van z'n boerderij te dragen. Daar zou hij in ieder geval kunnen overnachten. Voor alle zekerheid werd er wel 2 man bewaking bij gezet. Halverwege de nacht kwam
de man van de canap? af om eens om zich heen te kijken waar hij was en kreeg meteen gezelschap van zijn "bewaking".
De volgende dag werd de man met zijn bezittingen op een boot geladen en naar het gemeentehuis gebracht. Daar kreeg hij een tijdelijk onderkomenin een cel totdat er woonruimte beschikbaar kwam. Korte tijd later kreeghij een woning in de "spinnerij"
alwaar hij een 2e hands kledingzaakje begon. Vlak nadat hij daar gevestigd was had iemand met grote letters op het huis gekalkt: "Flip de schijndode woont hier".
Later kocht Jaap z'n vader nog eens een jas van de man. Haatdragend waren ze in ieder geval niet.
Aangezien zijn oudere broers het ouderlijk huis al hadden verlaten (Jaapwas 26 jaar jonger dan zijn oudste broer Gerrit(van de sluis) uit het 1ehuwelijk) werd hij buiten zijn schooltijd al jong ingeschakeld om mee tehelpen.
Zijn schooltijd bracht hij door op de toenmalige openbare school aan de Kortenhoefse dijk welke omgedoopt is tot het huidige Kraaiennest. De school stond toen onder leiding van meester Garritsen en juffrouw Boekweg.De laatste stond volgens Jaap bekend
als erg chagrijnig.
Na schooltijd moest hij b.v. altijd de tamme eenden van zijn vader uitde polder halen.
Het was nl. zo dat zijn vader tamme eenden hield als lokvogels voor de jacht. Wanneer hij
's avonds uit jagen ging vanuit een schiethut op de plassen werden deze eenden voor de schiethut gelegd. Om te voorkomen dat ze te ver weg zwommen of vlogen werd een touw aan een poot gebonden met daaraan een steen die op de bodem van het water kwam te
liggen. Zo hadden ze maar een beperkte bewegingsruimte. Na de jacht werden de eenden vrijgelaten en vlogen dan uit zichzelf weer richting huisen bleven dan in de omgeving omdat ze daar elke dag gevoerd werden. De eenden werden echter niet in
gevangenschap gehouden zodat ze elke middag opgehaald moesten worden. Jaap moest ze dan elke dag voor zijn vader gaan halen. De eenden reageerden op zijn stem zodat ze na enig geroep met hem mee zwommen langs de dijk naar huis. Echter zonder slag of
stoot ging dit niet. Vaak zwommen ze mee tot vlak bij het huis om dan ophet laatste moment weer rechtsomkeert te maken tot grote woede van Jaap.Deze ging er dan met een stok achteraan om de eenden d.m.v. slaan op hetwater richting huis te jagen. Ook
de eenden zelf werden hierbij niet altijd ontzien. Uiteindelijk slaagde hij er toch altijd in om de eenden naar huis te krijgen wat mede te danken was aan de honger van de beesten.
De jacht leverde onvoldoende inkomen op voor het gezin zodat er ook gevist werd.
Ook bij het visbedrijf werd Jaap ingezet. 's Winters moest hij fuiken breien. Elke dag moest hij een door zijn vader voorgeschreven hoeveelheid breien waarna hij pas andere dingen mocht gaan doen. De vis werd voor het merendeel gevangen door het zetten
van fuiken in de Kortenhoefse plassen. Elke dag ging Jaap zijn vader metzijn Kortenhoefse boot op pad om de fuiken te legen. Deze werden geleegdin de zgn bun die in het midden van de boot was gebouwd. Vaak was de bunechter te klein om de hoeveelheid
vis te bevatten. Vooral in het voorjaar was dit het geval en dan werd het achterste gedeelte van de boot gevuld met water waarna de overige visdaarin gegooid werd.
Thuisgekomen werd de vis overgeladen in de karen die aan de walkant in het water hingen. Eens gebeurde het een keer dat Jaap z'n vader naar een snoek (van zeker 25 pond!) in de kaar wilde kijken. Na het openen van de bovenklep sprong het beest er
echter met zo'n enorme sprong uit dat hij over de boot in de vaart terecht kwam. Snel afzetten van een gedeelte van de vaart mocht niet meer baten. De snoek werd niet meer gezien. Dit was een hard gelag want daar gingtoch een heel stuk van het toch al
karige inkomen er vandoor.
In deze karen werd de vis naar Loosdrecht vervoerd. Natuurlijk weer metde boot en via de Kortenhoefse vaart en Moleneind kwam de boot bij de "ruige raai". Daar trok Krijn Voorn de zware boot in zijn eentje over de akker om zo in de funtusplas te
komen. Hier draaide hij zijn hand niet voor om want hij was ook bekend door zijn enorme kracht. Dan ging het richting Vreeze in Loosdrecht die meestal de vis opkocht. Hier werd de vis gerookt of ingelegd in ijs.
Ook 's winters ging de jacht en visserij door. Zowel voor de jacht alsde visserij werden grote bijten gehakt in het soms wel 20 a 30 cm dikke ijs. De stukken ijs werden uit het water gehezen om zo om het wak een barri?re te vormen om te voorkomen dat
schaatsers nietsvermoedend in het wak schaatste. Er werden dan fuiken uitgezet in de wakken en eenden zochten dan dit open water op zodat 2 vliegen in een klap werden geslagen.
Om snoek te vangen werden ook vaak zgn. fleuren gezet. Dit zijn stokken die in het water gezet werden met daaraan een touw met haak en als aas een vis. Hiermee werden grote snoeken gevangen. Deze waren nl. meestal teslim om een fuik in te zwemmen.
Het was alles bij elkaar geen vetpot wat met de visserij en de jacht verdiend werd. Om wat extra's bij te verdienen werd er ook ruigt gesneden. Dit was seizoen gebonden er erg zwaar werk. Als de bossen nog nat waren konden deze wel 25 kilo wegen. Ze
werden met 4 a 5 stuks met de hand versleept om ze op de akker te zettenom te drogen. Jaap z'n vader sneed op 80-jarige leeftijd nog ruigt en Jaap moest hard werken om hem bij te kunnen houden. De bossen werden merendeels geleverd aan Tijsterman die
doorleverde t.b.v. de bloembollenkwekerij in o.a. Hillegom. Ondanks het zware werk werd dit door veel Kortenhoevers gedaan omdat het een welkome aanvulling was op het in die tijd meestal karige inkomen.
Ook Jaap heeft vele jaren ruigt gesneden totdat de vraag afnam omdat de belangstelling uit de bollenkwekerij terugliep.
Na zijn lagere schooltijd moest Jaap werk gaan zoeken. Verdere studie kon in die tijd niet betaald worden. Als ongeschoold arbeider heeft Jaapin de loop der tijd de meest uiteenlopende soorten werk gedaan.
Op aanraden van een zwager, die machinist was bij Reimerink is hij in dewasserij gaan werken. Achtereenvolgens heeft hij bij Reimerink, Hafkamp,Smeerdijk, en Ravenhorst(aan de Beresteinse weg) gewerkt. In de tijd dat hij bij Hafkamp werkte is deze
wasserij afgebrand. Daarna werd tijdelijk de was van Hafkamp bij Smeerdijk gedaan. Bij Hafkamp werd in die tijd veel vodden gewassen. Als er zich echter bruikbaar goed bevond onder deze vodden dan mochten de werknemers dit meenemen voor eigen gebruik.
Menig stuk kleding is dan ook door Jaap meegenomen. Na een jaar en 4 verschillende wasserijen had Jaap echter begrepen dat dit niets voor hem was. Hij is zich daarna gaan verhuren als los werkman.
In de crisisjaren was er weinig werk te krijgen. Ook voor Jaap was het in die tijd moeilijk om aan vast werk te komen Hij was inmiddels kostwinner voor zijn ouders en kwam daardoor in aanmerking om voor de werkverschaffing te gaan werken. In die tijd
waren er geen uitkeringen maar de werkverschaffing was een mogelijkheid voor werklozen om zich toch van een inkomen te voorzien. Het werk bestondmeest uit landaanwinning. In moerassige stukken grond van het toenmalige"Groenewoud" en "'t Hol" werden
sloten gegraven voor afwatering. De bagger werd gebruikt om de grond opte hogen zodat er akkers ontstonden die later als weidegrond of tuinbouwgrond gebruikt kon worden. De grond in 't Hol was minder geschikt om weide of tuinbouwgrond te maken maar er
ontstonden wel akkers waar ruigt op groeide wat vervolgens weer gesnedenkon worden.
Door het gedwongen karakter van de werkverschaffing was de motivatie onder de werknemers niet altijd even hoog. Zodoende werd er onderling veel geintjes uitgehaald.
Zo ook die keer in 't Hol. 's Morgens moest men zich melden bij de baasin dit geval was het Dirk Pos. Dan in optocht in de boot op weg naar hetHol. Een vloot van soms wel 10 boten met de baas voorop. Want waarom zouje er eerder zijn dan de baas.
Maar wat ging het deze morgen langzaam.
"H? Dirk schiet toch eens op man, we komen haast niet vooruit" klonk hetal snel uit verschillende boten.
"Ja man ik kan niet harder, die boot gaat ontzettend zwaar" zei Dirk.
"Ga dan wat eerder naar je nest man!" kwam het commentaar in koor.
Dirk vertrouwde de zaak echter niet en roeide naar de kant. Hij trok de boot op de oever om de onderkant te inspecteren. Geen wonder dat de bootzo traag was. Een onverlaat had onder de boot een groot blik bevestigd met de opening naar voren gericht.
Later hoorde Jaap dat dit gedaan was door Gert Hagen (broer van Rijk Hagen de melkboer) die meestal wel bij dit soort geintjes betrokken was.
Een andere keer besloten allen, die in de polder aan 't werk waren om (weer onder leiding van Gert Hagen) in de daar aanwezige schaftkeet te gaanzitten. Ook Jaap was hier van de partij en o.a. ook Piet Pauw. Na enige tijd kwam Dirk Pos eens kijken of
er wel hard genoeg gewerkt werd. Omdat hij niemand zag begaf hij zich naar de keet en opende de deur. Tot zijn verbazing zat de keet vol met mensen die aan het werk zouden moeten zijn.
"Wat is dit?" riep hij "waarom zijn jullie niet aan het werk".
"We zaten even in de keet om te schaften, maar we konden er niet meer uit omdat iemand de deur aan de buitenkant op slot had gedaan" gaf iemand een verklaring voor de situatie.
"Maar de deur zat toch niet op slot?" zei Dirk verbouwereerd.
"Nee, nu niet meer want jij heb 'm opengedaan".
Dirk begreep dat hij weer eens voor de gek werd gehouden maar kon niemand beschuldigen van dit luieren en stuurde daarom iedereen weer aan het werk.
Bij de werkzaamheden in 't Hol mochten er geen honden mee vanwege het toen al beschermde karakter. Bijna iedere werknemer had echter wel een hond die gewend was met z'n baasje mee te gaan op karwei. Dirk Pos waarschuwde een ieder dat de honden thuis
moesten blijven en niet in de boot mee mochten. Zogezegd zo gedaan. De honden lieten zich echter niet tegenhouden en gingen met z'n allen via sloten en akkers achter hun baasje aan. In 't Hol aangekomen gelaste Dirkom de honden terug naar huis te
brengen. Omdat niemand vond dat het zijn schuld was dat de honden achterhun aangekomen waren (de honden waren uit vrije wil achter hun aangegaan) was Dirk gedwongen ze zelf terug te brengen. Hij laadde dan ook zijn boot vol en aanvaarde de terugweg.
Nauwelijks enige honderede meters op weg klonken er diverse fluitjes. Alle honden plonsden dan eensgezind in het water en zwommen zo snel mogelijk weer naar hun baasje. Het was een hard gelag om je als baas staande te houden tussen deze Kortenhoevers.
|